Kerkklokkenspel tijdens religieuze vieringen
Het gebruik van kerkklokken en klokkenspel tijdens religieuze vieringen heeft een zeer oude oorsprong.
Klokken waren zeker bekend en werden gebruikt door alle oude volkeren en zijn zelfs gevonden in prehistorische graven.
De oorsprong van kerkklokken, die vandaag de dag nog steeds worden gebruikt voor religieuze ceremonies, gaat waarschijnlijk terug tot de Hebreeuwse cultuur, waar de hogepriester een liturgisch ornament droeg versierd met 72 gouden klokken afgewisseld met gekleurde granaatappels.
Er zijn ook klokken gevonden in christelijke catacomben, hoewel ze waarschijnlijk nog geen duidelijk liturgisch gebruik hadden.
Kerkklokken en klokkenspel werden gebruikt om bepaalde bijzonder belangrijke passages in de viering aan te kondigen en te benadrukken. Ze worden bijvoorbeeld twee keer geluid bij de consecratie van het Lichaam en Bloed van Christus en bij de presentatie ervan aan de gelovigen na het Agnus Dei.
Kerkklokken kunnen objecten zijn met een prachtige artistieke afwerking. Ze zijn vaak ambachtelijk gemaakt en fijn versierd. Ze zijn meestal gemaakt van gegoten messing, maar vroeger ook van goud en zilver.
Een van de onderscheidende kenmerken van kerkklokken is dat ze verschillende geluiden produceren, afhankelijk van hoe ze gemaakt zijn. Tijdens de Tridentijnse ritus wordt het liturgisch klokkenspel door een koorknaap geluid om bepaalde passages in de viering te onderstrepen, zoals het Sanctus, het Quam Obliationem en het Domine, non sum dignus.
Naast liturgische klokken kan een kerk ook een sacristiebel hebben. Dit is meestal een eenvoudige klok die boven de sacristiedeur hangt en een bijzonder helder geluid maakt. Hij wordt geluid telkens als de liturgische viering op het punt staat te beginnen.