Processiekruis
Processiekruisen zijn kruisen op lange, hanteerbare stokken die tijdens een processie opgetild en vastgehouden kunnen worden. Processiekruisen worden gedragen door een misdienaar of door een tweede priester aan het begin van de processie. In de meeste gevallen worden de processiekruisen aan de kant gezet zodra ze de kerk zijn binnengegaan en het priesterkoor hebben bereikt; soms vervangen ze het kruisbeeld als dat ontbreekt.
Het gebruik van processiekruisen gaat heel ver terug in de tijd en heeft zijn wortels in het belang dat de kerk vanaf het allereerste begin hechtte aan het verspreiden van het beeld van de gekruisigde Christus, het symbool van geloof en verrijzenis. Aanvankelijk hadden processiekruisen geen steun of waren ze gemonteerd op verwijderbare palen; ze werden gedragen door degene die de processie opende en, eenmaal in de kerk, werden ze op het altaar geplaatst en vereerd met wierook en eerbied. Omdat ze vanuit alle gezichtspunten zichtbaar moesten zijn voor degenen die de processie volgden, werden processiekruisen sinds hun oprichting aan de voor- en achterkant versierd met de afbeelding van Christus, maar ook met afbeeldingen van heiligen en de Heilige Maagd.
Het belang van processiekruisen is niet alleen liturgisch, maar ook burgerlijk, als symbool van de kerk of parochie die ze gebruikt. Een krachtig symbool dat verder gaat dan de fysieke grenzen van het gebouw, naar de straten, voor de ogen van mensen, gelovig of niet, met een waarde die de puur religieuze betekenis overstijgt om een hoger en dieper gevoel van verbondenheid en delen te omarmen, geworteld in het grondgebied en in de gedeelde geschiedenis. Deze waarde heeft ertoe geleid dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan de keuze van de materialen die worden gebruikt om processiekruisen te maken en aan de kunst die aan hun creatie wordt gewijd. Processiekruisen moeten de aandacht trekken op het moment dat ze verschijnen, echte bakens van geloof, katalysatoren voor de menigte die bijeenkomt in een daad van devotie.